De televisies en mensen zijn steeds platter geworden, maar wat wordt er uitgezonden op die televisie dat de mens zo plat maakt? Volgens de postmoderne filosoof Jean Baudrillard zijn we in een hyperrealiteit beland. De televisie is een onderdeel geworden van onze eigen realiteit, er is geen onderscheid tussen de wereld buiten de schermen en de wereld in de schermen. De bomen die we in het park zien, zijn even ‘echt’ als de bomen die we op televisie zien. Baudrillard gelooft dat de televisie geen representatie is van de werkelijkheid, maar dat de televisie zijn eigen werkelijkheid creëert. Walter Benjamin stelt dat alles gekopieerd wordt en cultuur geen ‘aura’ meer bevat. Omdat de televisie een kopie is van de werkelijkheid en vaak ook een kopie van zichzelf bevatten de beelden op de televisie ook geen ‘aura’. Herbert Marcuse gelooft dat door het gebrek aan ‘aura’ om de mens heen, de mens eendimensionaal is geworden.
Om de postmoderne stroming waar Baudrillard bij hoort te begrijpen, gaan we even terug de geschiedenis in. De premoderne cultuur heerste rond de middeleeuwen, in deze tijd stonden schilderijen en architectuur in het teken van religie. Met cultuur interpreteren we de wereld om ons heen en creëren we een realiteit die betekenisvol voor ons is. In deze cultuur zitten grote vragen verwikkeld zoals, hoe moet een mens leven? Of wat is liefde? De moderne cultuur breekt aan na de industriële revolutie, door nieuwe technische vooruitgang wordt er met camera’s op een hoog tempo nieuwe cultuur gecreëerd. Eerder konden schilderijen alleen de realiteit omschrijven, maar met de komst van camera’s werd het mogelijk om een directe weergave van de werkelijkheid te geven. In de postmoderne cultuur worden we volgens Baudrillard gebombardeerd met media, waardoor de cultuur zelf onze realiteit is geworden en geen weerspiegeling meer van de wereld. Er is geen representatie van de echte wereld meer te vinden in de media, dit komt doordat we constant omringd zijn met media en uit die media weer nieuwe media wordt gecreëerd.
In de moderne tijd staat het vergaren van kennis centraal. Postmoderne filosofen, zoals Baudrillard, zetten vraagtekens achter kennis. Volgens hen wordt kennis ingezet om bepaalde machtsstructuren te legitimeren en bestaat ‘objectiviteit’ in zekere zin niet. Kennis wordt vaak uitgedrukt in woorden en zinnen. Postmoderne filosofen besluiten deze woorden te analyseren en ze uit elkaar te halen. Ze komen tot de conclusie dat de betekenis van woorden afhankelijk is van de betekenis van andere woorden. Baudrillard analyseert geen woorden, maar de beelden en tekens die wij als mensen samen delen. Baudrillard gelooft dat deze beelden met elkaar verbonden zijn in een groot web. Baudrillard geeft in zijn boek Simulation & Simulacra weer hoe de technische ontwikkeling verloopt vanaf de middeleeuwen, de moderne tijd tot aan de postmoderne tijd. In deze chronologische lijn borduurt Baudrillard verder op het werk van Marx. Waarin Baudrillard de lijn doortrekt naar de postmoderne tijd, blijft Benjamin in de moderne tijd en Marcuse op het randje tussen de moderne en postmoderne tijd. Omdat alle drie de filosofen verder borduren op de theorie van Marx, zijn er overeenkomsten te vinden. Daarnaast is een overeenkomst te zien tussen de cultuuranalyses van Benjamin en Baudrillard.
Baudrillard en Benjamin behandelen beiden in hun theorie de verandering van cultuur door de tijd heen. Baudrillard beschrijft in zijn theorie de drie ordes van simulacra. Een simulacrum is een kopie. Het woord kopie gebruikt Benjamin ook veel in zijn theorie. De eerste orde van de simulacrum is een vervalsing. Baudrillard beschrijft dat tijdens de renaissance producten werden vervalst om de bestaande machtsstructuren te veranderen. Zo werd een kroon vervalst, het originele product is de kroon en de vervalsing is de nagemaakte kopie daarvan. In de moderne tijd worden nieuwe producten aan de lopende band gemaakt. De producten lijken allemaal op elkaar, hierdoor is er niet één schoen het origineel. Dit is de tweede orde van een simulacrum. Baudrillard noemt dit productie, maar Benjamin noemt dit al reproductie. Het verlies van het originele punt waar Baudrillard naar verwijst is vergelijkbaar met het verlies van de ‘aura’ die Benjamin beschrijft. Waarbij in de premoderne tijd de cultuur bestond uit religieuze rituelen, komen er in de moderne tijd allerlei verschillende culturen bij. De ‘hogere cultuur’ verandert in een algemenere, maar toegankelijke cultuur.
Bij de derde orde is de simulacrum zijn punt van origine verloren. Het is een kopie van een kopie. Het simulacrum is geen vervalsing en komt niet meer uit de fabriek. Doordat de mens in het postmoderne tijdperk constant omringd is met media, komen nieuwe ideeën van media voort uit de media, veel tv-series maken vooral parodies van eerdere tv-series. De data-analyse van de kijkcijfers of het design van een schoen, zijn simulacra uit de derde orde. Waarbij Baudrillard in de tweede orde van productie spreekt, spreekt hij in de derde orde van een reproductie. In de derde orde is er geen fysieke representatie van de werkelijkheid, alleen een digitaal model of beeld. Naarmate de tijd zich vorderde is het technisch denken ingeroest in de mens, het vatten van de wereld in data en cijfers om zo efficiënt en effectief mogelijk resultaat te behalen, dit maakt de mens volgens Marcuse eendimensionaal. Deze data en cijfers staan los van de werkelijkheid en bewustzijn, dus volgens Benjamin staan deze cijfers los van een ‘aura’.
Benjamin beschrijft een verschuiving van een ‘cultwaarde’ naar een ‘tentoonstellingswaarde’. Deze is naast de drie ordes van simulacra te leggen. In het eerste simulacrum is de ‘cultwaarde’ te herkennen. Vervalsing werd in de premoderne tijd op kleine schaal gedaan en bleef vaak bij een religieus ritueel, waarbij de toeschouwer in contact stond met het kunstwerk . De tweede en derde simulacra gaan de richting van een ‘tentoonstellingswaarde’ op. Producten worden op steeds grotere schaal geproduceerd en een groot publiek wordt daarbij betrokken. In een museum maken mensen een foto van een kunstwerk en lopen daarna verder, ze hebben geen contact met het kunstwerk. Doordat producten in de tweede en derde simulacra gemaakt zijn om winst mee te vergaren, is er een gebrek aan een ‘aura’ of punt van ‘origine’. Het kunstwerk wordt tot een verkoopbaar product omgetoverd. Doordat deze cultuur niet meer is opgebouwd uit traditie en morele overtuigingen, bevat deze cultuur geen religieuze overtuigingen meer. Hierdoor is er ruimte voor andere ideeën, maar doordat in de derde orde een kopie van eerdere cultuur wordt gemaakt, ontstaat er een overvloed aan ‘cultuur’. Het is lastig hiervan af te leiden wat het is om een mens te zijn? Of wat het doel van de mens is? Het technische denken dat in de postmoderne cultuur centraal staat komt naar de voorgrond in de hedendaagse cultuur. Zo zijn er talloze video’s over individuele ochtendroutines gesponsord door cosmeticabedrijven of video’s met een stappenplan tot de beste zelfverbetering. Het doel van de mens is zelfverbetering geworden, alles in de wereld moet zo efficiënt mogelijk zijn en daarom wij zelf ook.
Het web van woorden en logo's neemt Baudrillard samen in het begrip hyperrealiteit. Het web van simulacra vormt samen de hyperrealiteit. Dit is een digitale realiteit die niet meer te onderscheiden is met de daadwerkelijke realiteit, ze zitten in elkaar verweven. Deze theorie baseert Baudrillard op televisies. Marcuse, Benjamin en Baudrillard leven niet meer. Toch waarschuwden zij voor dingen die nu gebeuren. Baudrillard voorzag de komst van nepnieuws, met zijn theorie over de hyperrealiteit. Doordat de simulacra in dit postmoderne tijdperk geen representatie meer is van de werkelijkheid, ontstaat er ‘nieuws’ zonder referentie naar de werkelijkheid. Een bedacht verhaal, met gebrek aan een kern van waarheid of echtheid. Baudrillard baseerde zijn theorie op de omgang van mensen met televisies. In zijn tijd was televisie kijken een gezamenlijke activiteit en iedereen keek naar hetzelfde. Tegenwoordig kijkt bijna niemand meer gezamenlijk televisie en alleen nog maar op hun eigen scherm. Er is een persoonlijke hyperrealiteit ontstaan, in plaats van een gemeenschappelijke cultuur. Toch staan mensen in deze hyperrealiteit constant in contact met elkaar over grotere afstanden heen. Hierdoor is de privé sfeer omgeruild voor een publieke sfeer. Mensen hebben minder contact met de mensen in hun directe omgeving en contact zonder ‘aura’ met mensen in een publieke globale omgeving.
Deze persoonlijke hyperrealiteit wordt ook wel een bubbel of tunnel genoemd. Volgens Baudrillard komen mensen in deze bubbel terecht, doordat er over hun kijkgedrag data wordt verzameld. Met deze data kunnen nieuwe aanbevelingen gegenereerd worden, doordat mensen alleen nog maar op hun persoonlijke aanbevelingen anticiperen, krijgen mensen een eenzijdig beeld van de werkelijkheid. Die werkelijkheid bestaat overigens toch niet meer volgens Baudrillard. De bubbel waarin mensen vast komen te zitten op sociale media draagt bij aan de vervaging van kritisch denken. Marcuse noemt dit het triumph van technisch denken, doordat alles in data wordt gevat, wordt de ‘aura’ van de werkelijkheid en de mens zelf onderdrukt.
De ordes van simulacra, waarin door de vooruitgang van technologie de representatie van de werkelijkheid steeds ‘echter’ wordt, heeft volgens Benjamin kunst en cultuur juist zijn ‘aura’ verloren doordat er geen bewustzijn en gevoel zit in de technologie die de werkelijkheid als zogenaamd als ‘echt’ presenteert. De hyperrealiteit waar Baudrillard voor waarschuwt en het verlies van de ‘aura’ in kunst waar Benjamin ons op attendeert, versterkt de theorie van Marcuse over de eendimensionale mens.
Reactie plaatsen
Reacties